In een woestijn heb je geen water nodig, maar een bron!

Deze wereld lijkt soms echt een woestijn.

Het lijkt droog land, maar deze wereld is ten diepste zo hongerig naar Gods liefde en Gods Aanwezigheid. En God wil ons leren om een Bron te kunnen zijn in deze woestijn.

Samenvatting van de preek van Albert van der Heide, zondag 1-10-2023

Er zijn zoveel problemen en crises in de samenleving, zoals een gezag-crisis, identiteit-crisis, overvloed-crisis, familie-crisis, ouderschap-crisis, seksualiteit-crisis en eer-crisis. Al deze negatieve dingen schreeuwen om onze aandacht, maar leiden ons vaak juist af van de oplossing. Het dempt onze bronnen als we ons teveel bezig houden met het stof van de vijand.

Een verandering kan NIET worden bereikt door in dezelfde systemen als de wereld te stappen, die worden aangestuurd vanuit de duisternis zoals de politieke geest, religieuze geest en wetenschappelijke geest. En de tijd waarin wij leven is echt niet zo heel veel anders dan de tijd waarin Jezus op aarde was.

‘Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Als Mijn Koninkrijk van deze wereld was, zouden Mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik niet aan de Joden overgeleverd zou worden, maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier.’ ‭‭Johannes‬ ‭18‬:‭36‬ ‬‬‬‬

De wereldbeheersers (Efeze 6) die in deze tijd erg krachtige invloed laten gelden in onze samenleving:
– de politieke geest (macht, invloed, polarisatie, angst en controle)
– de religieuze geest (woke, islam, religieus christendom)
– de wetenschap geest (als God willen zijn, de maakbaarheid van mens en samenleving)

Als we oplossingen willen brengen in deze wereld, dan moeten ons niet bezig houden met die crisissen. En ons ook niet bezig houden met die geestelijke machten. Maar ons focussen op het ‘slaan en ontwikkelen’ van putten en bronnen die een tegengeluid en een tegenbeweging brengen.

We zien Jezus dat ook niet doen. Zijn strategie voor het brengen van verandering en leven is Het Koninkrijk van God openbaren. En het Koninkrijk van God is overal zichtbaar waar Gods wil wordt uitgevoerd. En is dus in jou, als water voor deze wereld.

‘En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus daar en riep: Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. En dit zei Hij over de Geest, Die zij die in Hem geloven, ontvangen zouden; want de Heilige Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.’ ‭‭Johannes‬ ‭7‬:‭37‬-‭39‬‬‬‬‬‬

‘Want het Koninkrijk van God bestaat niet uit eten en drinken, maar uit gerechtigheid en vrede en blijdschap in de Heilige Geest.’ ‭‭Romeinen‬ ‭14‬:‭17‬ ‭‬‬‬‬‬

Het Koninkrijk van God is dé bron in de woestijn en de verandering in onze samenleving komt alleen maar door Gods Geest die door ons heen kan werken.

Wij mogen leren niet om niet alleen levend water te drinken, maar dit ook in ons tot een bron te maken. Niet van kick naar kick, meeting na meeting te hoppen voor een slokje levend water, maar dit water zo kostbaar te gebruiken, zo serieus te nemen, zo te cultiveren dat het in ons tot een bron wordt.

Jezus antwoordde en zei tegen haar: Ieder die van dit water drinkt, zal weer dorst krijgen, maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen. Maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een bron worden van water dat opwelt tot in het eeuwige leven. Johannes 4:13-14

Wat mogen we doen om een bron te zijn?
Verander je perspectief. Jezus zegt de velden zijn wit om te oogsten. Zie jij die witte velden niet? Dan heb je waarschijnlijk je focus en perspectief laten roven door geesten die niet uit God zijn. Want het Woord is duidelijk, de oogst is klaar. Vraag God je ogen te openen, zodat je focus komt op de oogst!

‘Jezus zei tegen hen: Mijn voedsel is dat Ik de wil doe van Hem Die Mij gezonden heeft en Zijn werk volbreng. Zegt u niet: Nog vier maanden, en dan komt de oogst? Zie, Ik zeg u: Sla uw ogen op en kijk naar de velden, want zij zijn al wit om te oogsten.’
‭‭Johannes‬ ‭4‬:‭34‬-‭35‬‬‬‬‬

Laat je kruik met oud water, je oude gewoonten achter te laten en wordt gevuld te worden met Gods Geest, zodat je een bron van levend water wordt. Net als deze vrouw, die haar hele dorp bij Jezus bracht door het levende getuigenis wat ze met zich meedroeg. Niet langer was het een slokje levend water, maar ze was een bron geworden.

De vrouw nu liet haar waterkruik staan en ging weg naar de stad en zei tegen de mensen:
Kom, zie Iemand Die mij alles gezegd heeft wat ik gedaan heb; zou Híj niet de Christus zijn?
Johannes 4:28-29

1Toen nu de Heere merkte dat de Farizeeën gehoord hadden dat Jezus meer discipelen maakte en doopte dan Johannes
2– hoewel Jezus Zelf niet doopte, maar Zijn discipelen –
3verliet Hij Judea en vertrok Hij weer naar Galilea.
4En Hij moest door Samaria gaan.
5Hij kwam dan bij een stad in Samaria, Sichar genoemd, dicht bij het stuk grond dat Jakob zijn zoon Jozef gegeven had.
6En daar was de bron van Jakob. Jezus nu ging, vermoeid van de reis, bij de bron zitten. Het was ongeveer het zesde uur.
7Er kwam een vrouw uit Samaria om water te putten. Jezus zei tegen haar: Geef Mij te drinken.
8Want Zijn discipelen waren weggegaan naar de stad om voedsel te kopen.
9De Samaritaanse vrouw dan zei tegen Hem: Hoe vraagt U, Die een Jood bent, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben? Want Joden hebben geen omgang met Samaritanen.
10Jezus antwoordde en zei tegen haar: Als u de gave van God kende, en wist Wie Hij is Die tegen u zegt: Geef Mij te drinken, u zou het Hem hebben gevraagd en Hij zou u levend water gegeven hebben.
11De vrouw zei tegen Hem: Heere, U hebt geen emmer en de put is diep; waar hebt U dan het levende water vandaan?
12Bent U soms meer dan onze vader Jakob, die ons de put gegeven heeft en zelf daaruit gedronken heeft, evenals zijn kinderen en zijn kudden?
13Jezus antwoordde en zei tegen haar: Ieder die van dit water drinkt, zal weer dorst krijgen,
14 maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen. Maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een bron worden van water dat opwelt tot in het eeuwige leven.
15De vrouw zei tegen Hem: Heere, geef mij dat water, opdat ik geen dorst meer zal hebben en niet hier hoef te komen om te putten.
16Jezus zei tegen haar: Ga heen, roep uw man en kom hier.
17De vrouw antwoordde en zei tegen Hem: Ik heb geen man. Jezus zei tegen haar: U hebt terecht gezegd: Ik heb geen man,
18want vijf mannen hebt u gehad en die u nu hebt, is uw man niet; dat hebt u naar waarheid gezegd.
19De vrouw zei tegen Hem: Heere, ik zie dat U een profeet bent.
20Onze vaderen hebben op deze berg aanbeden, en bij u zegt men dat in Jeruzalem de plaats is waar men moet aanbidden.
21Jezus zei tegen haar: Vrouw, geloof Mij, de tijd komt dat u niet op deze berg, en ook niet in Jeruzalem de Vader zult aanbidden.
22 U aanbidt wat u niet weet; wij aanbidden wat wij weten, want de zaligheid is uit de Joden.
23Maar de tijd komt en is er nu, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid, want de Vader zoekt wie Hem zo aanbidden.
24 God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid.
25De vrouw zei tegen Hem: Ik weet dat de Messias komt (Die Christus genoemd wordt); wanneer Die gekomen zal zijn, zal Hij ons alles verkondigen.
26Jezus zei tegen haar: Ik ben het, Die met u spreekt.
27En op dat moment kwamen Zijn discipelen en zij verwonderden zich dat Hij met een vrouw sprak. Toch zei niemand: Wat zoekt U? of: Wat spreekt U met haar?
28De vrouw nu liet haar waterkruik staan en ging weg naar de stad en zei tegen de mensen:
29Kom, zie Iemand Die mij alles gezegd heeft wat ik gedaan heb; zou Híj niet de Christus zijn?
30Zij dan gingen de stad uit en kwamen naar Hem toe.
De oogst en de arbeiders
31En intussen vroegen de discipelen Hem: Rabbi, eet toch iets.
32Maar Hij zei tegen hen: Ik heb voedsel te eten waarvan u geen weet hebt.
33De discipelen dan zeiden tegen elkaar: Iemand heeft Hem toch niet te eten gebracht?
34Jezus zei tegen hen: Mijn voedsel is dat Ik de wil doe van Hem Die Mij gezonden heeft en Zijn werk volbreng.
35Zegt u niet: Nog vier maanden, en dan komt de oogst? Zie, Ik zeg u: Sla uw ogen op en kijk naar de velden, want zij zijn al wit om te oogsten.
36En wie oogst, ontvangt loon en verzamelt vrucht voor het eeuwige leven, opdat zich samen verblijden zowel wie zaait als wie oogst.
37Want hierin is de spreuk waar: De één zaait, de ander oogst.
38Ik heb u uitgezonden om te oogsten waarvoor u zich niet hebt ingespannen; anderen hebben zich ingespannen en u hebt de vrucht van hun inspanning binnengehaald.
Het geloof van de Samaritanen
39En velen van de Samaritanen uit die stad geloofden in Hem om het woord van de vrouw, die getuigde: Hij heeft alles tegen mij gezegd wat ik gedaan heb.
40Toen dan de Samaritanen bij Hem gekomen waren, vroegen zij Hem bij hen te blijven, en Hij bleef daar twee dagen.
41En er kwamen er nog veel meer tot geloof, vanwege Zijn woord,
42en zij zeiden tegen de vrouw: Wij geloven niet meer om wat u zegt, want wijzelf hebben Hem gehoord en weten dat Híj werkelijk de Zaligmaker van de wereld is, de Christus.

Johannes 4:1-42

1Toen nu de Heere merkte dat de Farizeeën gehoord hadden dat Jezus meer discipelen maakte en doopte dan Johannes
2– hoewel Jezus Zelf niet doopte, maar Zijn discipelen –
3verliet Hij Judea en vertrok Hij weer naar Galilea.
4En Hij moest door Samaria gaan.
5Hij kwam dan bij een stad in Samaria, Sichar genoemd, dicht bij het stuk grond dat Jakob zijn zoon Jozef gegeven had.
6En daar was de bron van Jakob. Jezus nu ging, vermoeid van de reis, bij de bron zitten. Het was ongeveer het zesde uur.
7Er kwam een vrouw uit Samaria om water te putten. Jezus zei tegen haar: Geef Mij te drinken.
8Want Zijn discipelen waren weggegaan naar de stad om voedsel te kopen.
9De Samaritaanse vrouw dan zei tegen Hem: Hoe vraagt U, Die een Jood bent, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben? Want Joden hebben geen omgang met Samaritanen.
10Jezus antwoordde en zei tegen haar: Als u de gave van God kende, en wist Wie Hij is Die tegen u zegt: Geef Mij te drinken, u zou het Hem hebben gevraagd en Hij zou u levend water gegeven hebben.
11De vrouw zei tegen Hem: Heere, U hebt geen emmer en de put is diep; waar hebt U dan het levende water vandaan?
12Bent U soms meer dan onze vader Jakob, die ons de put gegeven heeft en zelf daaruit gedronken heeft, evenals zijn kinderen en zijn kudden?
13Jezus antwoordde en zei tegen haar: Ieder die van dit water drinkt, zal weer dorst krijgen,
14 maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen. Maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een bron worden van water dat opwelt tot in het eeuwige leven.
15De vrouw zei tegen Hem: Heere, geef mij dat water, opdat ik geen dorst meer zal hebben en niet hier hoef te komen om te putten.
16Jezus zei tegen haar: Ga heen, roep uw man en kom hier.
17De vrouw antwoordde en zei tegen Hem: Ik heb geen man. Jezus zei tegen haar: U hebt terecht gezegd: Ik heb geen man,
18want vijf mannen hebt u gehad en die u nu hebt, is uw man niet; dat hebt u naar waarheid gezegd.
19De vrouw zei tegen Hem: Heere, ik zie dat U een profeet bent.
20Onze vaderen hebben op deze berg aanbeden, en bij u zegt men dat in Jeruzalem de plaats is waar men moet aanbidden.
21Jezus zei tegen haar: Vrouw, geloof Mij, de tijd komt dat u niet op deze berg, en ook niet in Jeruzalem de Vader zult aanbidden.
22 U aanbidt wat u niet weet; wij aanbidden wat wij weten, want de zaligheid is uit de Joden.
23Maar de tijd komt en is er nu, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid, want de Vader zoekt wie Hem zo aanbidden.
24 God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid.
25De vrouw zei tegen Hem: Ik weet dat de Messias komt (Die Christus genoemd wordt); wanneer Die gekomen zal zijn, zal Hij ons alles verkondigen.
26Jezus zei tegen haar: Ik ben het, Die met u spreekt.
27En op dat moment kwamen Zijn discipelen en zij verwonderden zich dat Hij met een vrouw sprak. Toch zei niemand: Wat zoekt U? of: Wat spreekt U met haar?
28De vrouw nu liet haar waterkruik staan en ging weg naar de stad en zei tegen de mensen:
29Kom, zie Iemand Die mij alles gezegd heeft wat ik gedaan heb; zou Híj niet de Christus zijn?
30Zij dan gingen de stad uit en kwamen naar Hem toe.
De oogst en de arbeiders
31En intussen vroegen de discipelen Hem: Rabbi, eet toch iets.
32Maar Hij zei tegen hen: Ik heb voedsel te eten waarvan u geen weet hebt.
33De discipelen dan zeiden tegen elkaar: Iemand heeft Hem toch niet te eten gebracht?
34Jezus zei tegen hen: Mijn voedsel is dat Ik de wil doe van Hem Die Mij gezonden heeft en Zijn werk volbreng.
35Zegt u niet: Nog vier maanden, en dan komt de oogst? Zie, Ik zeg u: Sla uw ogen op en kijk naar de velden, want zij zijn al wit om te oogsten.
36En wie oogst, ontvangt loon en verzamelt vrucht voor het eeuwige leven, opdat zich samen verblijden zowel wie zaait als wie oogst.
37Want hierin is de spreuk waar: De één zaait, de ander oogst.
38Ik heb u uitgezonden om te oogsten waarvoor u zich niet hebt ingespannen; anderen hebben zich ingespannen en u hebt de vrucht van hun inspanning binnengehaald.
Het geloof van de Samaritanen
39En velen van de Samaritanen uit die stad geloofden in Hem om het woord van de vrouw, die getuigde: Hij heeft alles tegen mij gezegd wat ik gedaan heb.
40Toen dan de Samaritanen bij Hem gekomen waren, vroegen zij Hem bij hen te blijven, en Hij bleef daar twee dagen.
41En er kwamen er nog veel meer tot geloof, vanwege Zijn woord,
42en zij zeiden tegen de vrouw: Wij geloven niet meer om wat u zegt, want wijzelf hebben Hem gehoord en weten dat Híj werkelijk de Zaligmaker van de wereld is, de Christus.

Johannes 4:1-42